HOUSE OF THE RISING SUN, THE

Aangemaakt op 26/11/2007
Laatste aanpassing op 15/01/2024

Artiest: Ashley & Foster
Auteur: traditional
Label: Vocalion
Jaar: 1934

Tom Clarence Ashley & Gwen Foster als The Rising Sun Blues, gezongen vanuit een mannelijk standpunt, met een Jimmie Rodgers-achtige jodelgitaar aan het begin (die toen trouwens nog maar net een paar maanden dood was) en geheel in het midden latend of het hier om een bordeel dan wel om een nor gaat ("...to spend the rest of my weary life beneath that rising sun"). Tom zat in dezelfde Medicine Show als Roy Acuff (Doc Hauer's) en leerde hem die song. Zelf beweerde Tom het van zijn grootmoeder (Enoch Ashley) te hebben geleerd. Eigenlijk is het een song om effectief door vrouwen gezongen te worden. Het Library of Congress had notie van die song sedert 1925, zij het toen zonder enige verwijzing naar New Orleans. Nooit gepubliceerde maar wel (onder mijnwerkers) oraal overgeleverde vuile versies uit de Ozark Mountains (Arkansas) reveleren onmiskenbaar een bordeelachtergrond (in Baxter Springs, ginder net over de grens met Kansas) en terug te voeren tot minstens 1905.
Tune verwant aan Lord Barnard And Lady Musgrave, een song uit Suffolk, Engeland. De melodie vertoont ook enige gelijkenis met die van Engelse ballade Matty Groves (1600s). Alan Lomax (zie ook voetnoot) noteerde ooit volgende zin in een song van folkzanger Harry Cox (uit Norfolk): "If you go to Lowestoft and ask for the Rising Sun, there you'll find two old whores, and my old woman's one". Er heeft ooit inderdaad een Rising Sun-pub bestaan in dat vissersdorp, ook al omdat die plaats zo ver in het oosten van Engeland ligt (The Town Of The Rising Sun). Niet voor niets is er een boek verschenen uitsluitend over dit lied: Chasing The Rising Sun van Ted Anthony (Simon & Schuster). Het kan ook zijn dat Cox die Lowestoft-strofe in zijn opname smokkelde om van Lomax' gezaag af te zijn.

Covers:

1935:

Homer Callahan [als Rounder's Luck; een van de Callahan Brothers, een broederpaar uit North Carolina, grootgebracht op een dieet van traditionele ballads en gospels]

1937:

Georgia Turner [als The Rising Sun Blues; opname van Alan Lomax in Middlesboro, Kentucky, uit op Lomax' Popular Songbook-cd ('03); hoewel dit de versie was die binnen New Yorkse folkrevivalkringen circuleerde, vingen de erven Turner hier amper $117.50 voor]

1938:

Roy Acuff

1941:

Almanac Singers [Alan Lomax-opname]

1941:

Woody Guthrie [als The Rising Sun Blues]

1942:

Josh White [eerst solo, later als begeleider van Libby Holman; hij zwart, zij blank, hun gezamenlijke optredens waren toen niet evident; op tournee bracht dat een storm van verontwaardiging teweeg; banned by the BBC]

1942:

Libby Holman [goed geplaatst om zoiets triests te zingen: haar eerste man werd vermoord, een minnaar overleed in een vliegtuigongeluk, haar tweede echtgenoot pleegde zelfmoord, haar zoon overleed tijdens een bergtocht en ze pleegde zelfmoord door de motor te laten draaien van haar eigen Rolls-Royce]

1948:

Lead Belly

1949:

Weavers [zang: Ronnie Gilbert]

1953:

Hally Wood [op album O' Lovely Appearance Of Death; leerde het van de Georgia Turner-opname]

1957:

Glenn Yarbrough

1959:

Lonnie Donegan

1960:

Charlie Byrd

1960:

Joan Baez

1960:

Miriam Makeba

1961:

Nina Simone [Live At The Village Gate; dus voor Dylan en The Animals, zelfs voor Dave Van Ronk]

1961:

Carolyn Hester

1962:

Doc Watson [samen met de originele Tom Clarence Ashley]

1962:

Sundowners [eerste Engelse band met een versie; geboycot door BBC]

1962:

Bob Dylan [die het van Dave Van Ronk leerde; nam na de Animals-versie gehoord te hebben een elektrische versie op, achteraf terechtgekomen op zijn cd-rom Highway 61 Interactive]

1963:

Rambling Jack Elliott

1963:

Marie Laforêt [in het Engels]

1963:

Joni Mitchell [voor de Canadese radio]

1964:

Animals [n°1 UK & US; kenden het van Josh White (die nochtans gebannen was op de BBC!) en wellicht ook van Nina Simone; versie die Dylan over de streep trok om zelf voluit ook elektrisch te gaan]

1964:

Dave Van Ronk [leerde het van de Hally Wood-versie]

1964:

Johnny Hallyday [als Le Pénitencier]

1964:

Marianne Faithfull

1964:

Donald Byrd

1964:

Ventures

1964:

Lone Star [als La Casa Del Sol Naciente; hit Sp.]

1965:

Tracy Nelson

1965:

Marcellos Ferial [als La Casa Del Sole]

1966:

Duane Eddy

1966:

Gil Bateman [als Daddy Walked In Darkness; tekst: Hoyt Axton]

1967:

Everly Brothers

1967:

Tim Hardin

1969:

Chambers Brothers

1970:

Frijid Pink

1973:

Jody Miller

1975:

Leslie West

1978:

Santa Esmeralda

1979:

Barbarians

1981:

Dolly Parton

1983:

Eric Burdon

1987:

Buster Poindexter

1989:

Frank Tovey

1990:

Tracy Chapman

1993:

Rage

1994:

Walkabouts

1996:

Mac Benford & The Woodshed All-Stars

1997:

Wyclef Jean [melodie in Sang Fezi]

1999:

Snakefarm [met Anna Domino als Rising Sun]

2000:

EverEve

2001:

Blind Boys Of Alabama [als Amazing Grace op de melodie van House Of The Rising Sun]

2001:

Coco Jr. & Vibes Alive

2002:

Toto

2002:

Muse

2003:

Be Good Tanyas

2003:

Helmut Lotti

2005:

Roxy Perry

2005:

Moaners [als Paradise Club]

2010:

Brendan Croker & Bruno Deneckere

2011:

Guy Davis

2014:

Jan Rot [als Huis Van De Morgenzon]

2015:

Dave Alvin & Phil Alvin [als In New Orleans (Rising Sun Blues)]

2018:

Johnny Dowd

"There is a house in New Orleans..." Volgens songarchivaris Alan Lomax kenden heel wat jazzmuzikanten uit New Orleans de song al van voor WO I en geen wonder: het stikte ginder van de échte Houses of the Rising Sun in en om de French Quarter: er was een Rising Sun Coffee House op nr 9, Old Levee Street (tegenwoordig nr 115, Decatur Street), er was het Rising Sun Hotel in Conti Street (afgebrand in 1822 en waar achteraf door archeologen opvallend veel potjes lipstick en poederdozen werden opgegraven) en er was het bordello van Madame Marianne Du Soleil Levant op nr 826-830, St. Louis Street, waar je niet alleen terechtkon voor wereldlijke geneugten maar waar ook spirituele ceremonieën werden gehouden, getuige twee oude rituele voodoo-altaren die daar nu nog staan. Het huis waarover sprake in de song is daarom misschien onmiskenbaar een bordeel, maar het oorspronkelijke House was dat daarom niet noodzakelijk. Zoals café Onder De Toren naar de nabijgelegen kerk verwijst, zo verwijst het ball & chain-vers in de laatste strofe en de Franse vertaling van Johnny Hallyday (Le Pénitencier) net zo goed in de richting van een nor. Dave Van Ronk, de man van wie Dylan dit nummer leerde, beweerde ooit een foto te hebben gezien van de Parish Prison van New Orleans (afgebroken in 1895) met in een rond raam pal boven de ingang tot de vrouwenafdeling, een opgaande zon-motief zoals in de vlag van Japan (het land van de rijzende zon). Wat het - nog altijd volgens Van Ronk - volkomen aannemelijk maakt dat toen hele bevolkingslagen best wel geweten zullen hebben welk huis men bedoelde als van iemand in New Orleans werd gezegd: "He/she's in the House of the Rising Sun". Een lang krantenartikel over de afbraak van het gebouw (in de Times Democrat van 10 maart 1895) maakt geen melding van dat raam, noch van enige allusie op de mogelijke volkse bijnaam van het gebouw. Wat daarom nog niets wil zeggen. De lezers van die krant waren niet noodzakelijk vertrouwd met het lingo van de potentiële bajesklanten. De oude Parish Prison was een verdoemd gebouw. In 1891 werden daar 11 Sicilianen gelyncht. Het stond vlak naast Storyville op het blok gevormd door St. Ann Street, Tremé, Orleans en Marais, voor een deel op de plek waar nu het Municipal Auditorium staat (achter Congo Square). Het Williams Research Center (410 Chartres Street) heeft er een heel dossier over, met foto's. Datzelfde rijzende zon-motief siert trouwens nog steeds menig dakfries van huizen binnen de French Quarter, vooral in de blokken tussen Bourbon, Dumaine, Burgundy en Barracks. Het gaat hier meestal om kleine houten huisjes, nog echt uit de tijd van de Fransen en dan zijn er twee theorieën: ofwel waren die rising sun-motieven een discrete aanduiding voor prostitutie, dat je daar dus de nacht kon doorbrengen, ofwel moeten we er niet meer achter zoeken dan een hint naar Zonnekoning Lodewijk XIV, niet voor niets de naamgever van heel Louisiana. Of hoe het paleis van Versailles misschien nog het meest aanspraak mag maken op deze titel.

Contact


Nieuwe suggesties, aanvullingen en/of correcties kunnen steeds per post of via e-mail naar onderstaand adres verzonden worden:

Arnold Rypens
Rozenlaan 65
B-2840 Reet (Rumst)

info@originals.be

No Facebook No Twitter